Anderhalvemeter: in het nieuwe normaal wordt mensen bij elkaar brengen ook mensen uit elkaar houden.
Ik loop door de stad langs lege hotels en dichte scholen. Er is weinig verkeer. Ik zie affiches van afgelaste voorstellingen die toch blijven hangen. Af en toe passer ik een bord met “houd 1,5m afstand” of “stop met hamsteren”. Cafés zijn gereduceerd tot tafeltjes met een meeneem-menu naast de ingang. Het is rustig in de winkels. Het lijkt wel of de mensen een nieuw soort rust hebben omarmd. Maar het is vooral uit zelfbehoud.
Iemand die je op een halve meter passeert zegt sorry. Iemand die jij te dicht nadert kijkt bedenkelijk. Een vriend van me werd al uitgescholden op de fiets, “anderhalve meter, k…!” De mensen hebben er een nieuw besef bij gekregen: dat van elkaars nabijheid als risico. Rotterdamse havenarbeiders krijgen apparaatjes mee die ze waarschuwen als ze te dicht bij elkaar komen. We begroeten elkaar met de elleboog, het knuffelhormoon sterft uit… tegelijkertijd komen we tijdens online meetings in elkaars slaapkamers, soms met hele groepen tegelijk.
We zijn terecht gekomen in een wereld met een anderhalvemeter grid. In Israel is al een demonstratie gehouden met deelnemers op gepaste afstand: als een levend 1,5m puntraster dat zich statig door de stad beweegt.
De plaatsen waar je dat raster het meeste waarneemt zijn grote winkels, tuincentra en dergelijke. Daar is de nieuwe realiteit met geelzwarte en roodwitte tape op de grond gemarkeerd. Blok voor blok schuif je naar de ingang of de uitgang, met éénrichtingsverkeer, langs bewakers. Maar ook zonder markering bestaat dat grid, daar word je aan herinnerd als je bij de kassa tegen een plexiglasplaat aan loopt.
Bijeenkomstfuncties worden uit-elkaar-houd-functies. In musea kenden we dat al: het afstand houden. Daar bleef je al weg van dat schilderij en uit het blikveld van je buurman. Daar stond altijd al een bewaker en voelde je een beperkte bewegingsvrijheid. Dierentuinen ontwikkelen nu éénrichtingsconcepten en schouwburgen gaan bezoekers verder uit elkaar zetten. Of de economie dat aan kan moet blijken. Maar terwijl wij inbinden wint de natuur ruimte voor zich terug. Vliegvelden zijn nu parkeerplaatsen, vliegtuig naast vliegtuig, en vogels bevolken het luchtruim. Wilde dieren slapen op snelwegen, schildpadden pakken het strand terug.
Wat doet dit met ons ruimtegevoel? We zijn ons meer bewust van de tussenafstand. Er is ook wat meer ruimte, als we al een keer buiten komen. Er wordt gezegd dat stedelijkheid berust op congestie, maar misschien kan het ook zonder. Verder zijn we ons meer bewust van wat je kunt aanraken. Wie wil er nog een lichtschakelaar of liftknop bedienen, of met pin betalen?
Maar ruimtelijk is het een interessant gegeven: de anderhalvemeter samenleving. Er is al een concept van marktkramen gebaseerd op de anderhalvemeter afstand. En er zijn nieuwe spelregels bedacht om kinderen te kunnen laten sporten. Zelf ben ik bezig met een anderhalvemeterbank: je wilt je vrienden weer zien maar op veilige afstand. Tussenin beide in staat dan een brede bloembak, als mooie invulling van de tussenruimte. Want mensen bij elkaar brengen is nu ook mensen uit elkaar houden.